De donkerrode aarde blijft me achtervolgen. Mijn verblijf in Afrika heeft mij inspiratie gegeven om te schrijven. De korte verhalen vormen een geheel. Het eerste deel schreef ik in 2016.
In 'De Parel van Afrika' kent de donkerrode aarde een keiharde realiteit. Alice is er niet meer. Doodsoorzaak: ziek. Niet meer en niet minder, want geld voor zorg was er niet...
Als het zweet op je voorhoofd blijft stromen en je kleding plakt aan je lijf, zit er maar één ding op: doorlopen. Meer opties zijn er niet in dit donkerrode landschap. De weg naar huis is lang, de zon brandt fel, maar we moeten verder. Stilstaan is slechts een versplintering van de tijd. Ook al ben ik nu ruim drie maanden in Busega, de hitte zal nooit wennen.
Busega is een kleine voorstad van Kampala, de hoofdstad van Oeganda. Het stadje trekt zich weinig aan van de drukte, een paar kilometer verderop. Het lijkt alsof de tijd hier stilstaat. Net als het openbaar vervoer. Niemand weet wanneer het volgende taxibusje langskomt. Het kan binnen een paar minuten zijn, of straks, of later…of zelfs morgen.
Ik neem de kortste route, dwars door de bananenplantage van de buren. De zon zakt snel naar beneden, zoals dat rond de evenaar gebeurt. Even verderop zie ik onze huisjes liggen. De centrale woning van Denis, de broer van Ssemwanga, bestaande uit twee kleine kamers. Daarnaast het huisje van Paul, zijn broer. Een paar meter verder staat mijn huisje. De afgelopen drie maanden heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het aanbod om hier te verblijven. Het is gezellig en veilig. Ssemwanga en ik delen samen het huisje, als broer en zus.
Het is opvallend stil bij de huisjes. Het landgoed is leeg, op de kippen en onze geit na. Meestal staat Alice wel buiten, druk in de weer met het eten. Zelfs de kinderen zijn niet te zien. ‘Waar is iedereen?’, gonst er door mijn hoofd. Ik nader het centrale huis en zie enkele kaarsen branden. De deur staat open, maar de opening wordt versperd door een grijs gordijn.
Op dat moment komt Ssemwanga naar buiten met een bedroefd gezicht. ‘Alice is dood’, deelt hij mij mee. Van het één op het andere moment slaat mijn stemming totaal om. Hoewel ik dit niet had voorzien, was de familie hier blijkbaar al een poosje op voorbereid. Alice was ziek, maar niemand wist wat ze precies had. Geld voor een dokter was er niet. Ja, de plaatselijke dorpsarts was wel langs geweest, maar ook hij kon niets anders dan de schuld bij de duivel neerleggen. ‘Waarom hadden ze mij niet eerder geïnformeerd? Ik had hen toch kunnen helpen?’
Bij binnenkomst ruik ik het al: een doordringende geur van ziekte, kaarsen en ja, wellicht ook de dood. De kamer is donker en somber. De muren zijn beplakt met krantenknipsels van wereldleiders. Er staat een donkerbruin dressoir onder een doorzichtig gordijn, het enige meubelstuk in de kamer. Ik zie Denis, Grace, Paul en enkele kinderen rondom Alice zitten. Ze hebben een lege uitstraling op hun gezicht. Hun oogleden hangen, hun blikken dwalen de leegte in. Ze stralen geen wanhoop meer uit, maar pure verslagenheid. De strijd opgegeven en verslagen. De kinderen kijken mij met hun grote ogen aan. Wat speelt zich achter die ogen af, wat denken ze nu? Boven Alice zweven grote vliegen. Van schrik scheur ik met mijn vingers per ongeluk een stuk krant van de muur. Dit wil ik niet meemaken, dit is onecht, ik droom vast. Het oogt zo onwerkelijk, maar blijkbaar is dit het keiharde Afrikaanse leven.
Alice moet terug naar haar geboortedorp. Daar zal ze morgen worden begraven. De broers regelen een busje voor veertien personen. We zijn met ruim twintig. Terwijl de broers Alice in een laken wikkelen, komt het busje al aanrijden.
We stappen met z’n allen in het busje, waarna Alice erbij wordt gepropt. Het past maar net. De reis duurt anderhalf uur. Terwijl het busje zich over de hobbelige wegen een weg baant, verbaas ik me over hoe weinig er wordt omgekeken naar het heen en weer shaken van het lichaam. Blijkbaar is het nu slechts een omhulsel geworden. Met weemoed denk ik terug aan de begrafenis van mijn oma, enkele maanden geleden. Wat een klus was het geweest om haar kist door het raam te tillen, zonder dat er ook maar iets bewoog. De mannen in zwarte pakken hadden met groot respect de kist millimeter voor millimeter vooruit geschoven. Het ging netjes, dat wel, maar op zeer gepaste afstand. Koud en keurig volgens het boekje. Even legde ik mijn hand op het laken en dat gaf me een warm gevoel.
Het busje stopt aan de rand van de weg. Verder zullen we moeten lopen. Met het lijk op de schouders lopen de mannen voorop om in de duisternis de weg vrij te maken. Even later staan we bij het ouderlijk huis. De moeder van Alice komt overstuur haar huis uit en valt neer op haar knieën. Binnen de kortste keren wordt haar eenvoudige kamer omgetoverd tot waakkamer. Wij brengen de nacht door voor het huisje. Het is aan ons de taak het lichaam van Alice te bewaken. We liggen met z’n twintigen naast elkaar. Mijn eerste nacht in de buitenlucht. Ik doe geen oog dicht. Teveel indrukken, teveel vragen in mijn hoofd.
Bij het ochtendgloren van de zon komen de eerste gasten bij Alice kijken. Algauw ontstaat er een kookploeg, welke gelijk aan de slag gaat om voldoende voedsel voor de gasten te verzorgen. Het zangkoor van Ssemwanga is inmiddels ook gearriveerd, evenals de priester. Om 11 uur begint de dienst, buiten op het landgoed. Het is bloedheet. De plastic stoel plakt aan mijn lichaam. Ik ruik de doordringende lucht van zweet van mijn omstanders. ‘Webale Katonda’, hoor ik de priester roepen. Hij dankt de Heer voor Zijn goede zorgen. Naaste familieleden geven een korte toespraak en zo nu en dan hoor je een wanhoopskreet uit het publiek komen. Na wat liederen en onverstaanbaar gepreek, lijkt het na een uur dan toch eindelijk klaar te zijn.
De mannen tillen Alice naar haar laatste rustplaats, de familiebegraafplaats, even verderop in het dorp. Daar liggen haar vader, een aantal broers en zussen ook begraven. Ik loop mee en kijk toe hoe een mens in Oeganda begraven wordt: met tranen in de ogen graven de mannen een gat in de grond en Alice wordt erin gelegd. Vervolgens gooien ze het dicht met bovenop een laag cement. We kijken in stilte nog wat toe en lopen terug naar het huis. Daar staat een gigantisch feestmaal op ons te wachten. De stemming is omgeslagen. Iedereen is blij dat Alice nu bij God is.
Ik probeer een glimlach op mijn gezicht te tonen, maar de tranen verraden mijn verdriet. Ik voel slechts een leegte, had ik maar….
STAY TUNED
Auteur: Marjolein Jua, mei 2016
Onderdeel van 'Dansende Parels'
marjoleinjua@gmail.com
Dichter bij de Molen
Molen De Korenaer, Loosduinen,
Den Haag
Te gast bij Sjaak Bral
Omroep West, Den Haag
6 november
Ock op het Plein
Loosduinse Hoofdplein, Den Haag
Project 'Een veilig thuis', Marjolein Jua 2017
'Ze leerde in een korte tijd dat het niet alleen maar draait om wat je doet en waar je bent, met hoeveel geld en wie je kent. Het gaat om wat je voelt, wat je bedoelt als je de woorden wegmaait en tussen de letters liefde zaait. Je hoeft niet te reizen voor wat geluk. Kijk met je hart, leef de dag en pluk.'
© Copyright. All Rights Reserved.